vrijdag 24 april 2015

Didi

Het licht komt met de morgenzon schuin het zolderatelier in.
‘Oosterlicht’, zegt hij tegen zichzelf, ‘oosterlicht. Het licht uit Jeruzalem. Het licht van verre tijden. Daar hoort een mysterieschilderij bij. Met goud en zilver, juwelen in elke soort. Stoffen in elke maat’.
Hij loert naar zijn paneel. Begluurt de randen van de krijtgrond, de doorgestoven tekening. Het ontwerp wat hij zal schilderen. Beneden hoort hij geruis, het kraken van de deur, stappen over de gemetselde IJsselsteentjes van de vloer. Hij hoort een zachte stem. De stem van zijn dochter Marijke.

‘Zachtjes doen hoor, ik denk dat opa boven is en je mag hem niet zo maar storen.’ ‘Waarom mag ik opa niet zomaar storen mama, is opa dan met iets bezig.’
‘Opa is aan het schilderen. Die mooie mevrouw die wij in de kerk Maria van altijddurende bijstand noemen.’
‘Opa’, hoor ik onder aan de trap, ‘ben je daar?'
Met een blije lach leg ik mijn penselen neer, doet de verf terug in de aardewerken zalfpotjes en zeg: 'Kom maar lieve Didi, kom maar bij opa en neem mama maar mee.’
Ik hoor gestommel op de eiken traptreden en daar komt het lieve koppie van mijn kleinzoon boven het trapgat uit. Ik zie zijn lach en pak zijn handje.
‘Wat kom je doen Didi, kom je opa storen in zijn zware arbeid. Opa is heel hard aan het werk hoor. Kom maar kijken, maar pas op want er liggen overal verflappen en op het tafeltje staat ook van alles.’
Ik til hem op geef hem een dikke kus en zeg: 'Wat denk jij dat daar staat. Een poppetje, een mannetje of een neushoorn zoals die ook in jouw boek te zien is?'
Hij draait zich om en roept: ‘Er staat een mevrouw op met een blauwe jurk. Is dat mama die jij geschilderd heb?'
‘Natuurlijk is het mamma. Ik schilder jouw moeder altijd in de mooiste kleren.’
‘Maar waar heb je die kleren dan?'
‘Daar in de grote bruine kast met de zware deuren. Ach, Marijke laat Didi eens even in de kast kijken.’

Met een onzeker trippelpasje loopt Didi naar de kast, doet langzaam de deuren open en kijkt verrukt naar de kleren. Rode jassen, blauwe geborduurde vesten, groen lakense broeken, ceintuurs met edelstenen. Hij kijkt zijn ogen uit.
‘Mama, loop jij wel eens in die kleren en schildert opa jou, dan en wanneer schildert hij mij?'
‘Vraag het maar’, zegt mama. Over een paar daagjes ben je jarig, dan wordt je vier jaar en dan wil opa jou met mamma en papa schilderen hier in dit atelier.
'Maar jullie moeten nu gaan', zegt hij, 'want over een paar dagen komt er een klant kijken en er is nog veel te doen.’

In het voorbij gaan zegt mijn dochter met een klein lachje: ‘Vorige week zei je dat ook al vader, en sinds die tijd ben je niet verder gekomen.’
Ik kijk gekweld naar haar.
‘Ik krijg dat blauw maar niet goed. Het komt er zo stijl op. Ik 'hoor' het verhaal als de verf op het paneel komt en elke keer staat het er te hard op. Ik haat die blauwe Maria van altijddurende bijstand. Ik haat die hele kerk. Altijd die kutpanelen, altijd dat verdomde hout met die suffe krijtlagen. Ik zou wel eens wat anders willen. Gewoon gooien met kwasten naar metershoge doeken en dan harde muziek. Met schalmeien en Spaanse trompetten die pal naar voren wijzen. Dat zou ik wel eens willen doen.’
‘Maar waarom doe je dat dan niet, waarom geef je jezelf geen kans?’
‘Omdat ik bang ben dochter, voor mijn oerdrift. Ooit zal er een tijd komen waarin dat gooi en smijtwerk mooi wordt gevonden maar stel dat ik dat doe en de maan kijkt door de dakvensters. Die lacht mij uit. Daar kan ik niet tegen.’
‘Kom papa’, hoor ik haar zeggen, 'ruim je spullen op en ga mee naar huis. Je bent overwerkt. De maagd heeft je te pakken. Oma heeft vast wel wat onder de kurk en een mooie maaltijd zal je goed doen.’

Geen opmerkingen:

Een reactie posten