dinsdag 1 september 2015

Oude tabak en vuil

‘En, wat denk je hoe ik mij voel in zo’n goor huis.’
Mijn vrouw kijkt mij boosaardig aan.
‘De hele winter zeg je al dat je de kinderkamer gaat schoonmaken en schilderen. En wie doet dat, niet mijn man en toekomstige vader van ons kind.’
‘Nou, heb je al een plan’, zegt zij met een harde stem.
Tegen zoveel ‘huiselijk’ geweld ben ik niet bestand en besluit ter plekke dat ik in het weekeind zal beginnen.

Gelukkig is mijn vrouw weer een beetje bij getrokken als wij op zaterdag naar de boven de woonkamer gelegen kinderkamer gaan om eens flink te soppen.
De kamer stinkt muf naar oude tabak en vochtige vloerbedekking. Hier en daar zijn de verfresten te zien van de beroemde kunstschilder die hier in het verleden zijn atelier had, Kees van Dongen, ver voordat hij in Parijs furore maakte als society schilder van de beau monde.
‘Grondig aanpakken’, zegt zij en geeft mij een emmer met sop om het afwasbare behang eens flink schoon te maken. Wie schetst onze verbazing als er onder de viezigheid van rook en vuil een patroon van schepen en havens te voorschijn komt. Rotterdamse havengezichten. Daar zal ons toekomstige kind, dat aanleg heeft voor admiraal, heel gelukkig van worden.
Mijn vrouw Marjan, die ondertussen bezig is het plafond te soppen, kijkt met een vertederde blijk naar mij. Hij kan het dus wel denkt zij maar je moet hem af en toe op gang helpen zoals zoveel mannen van zijn leeftijd.
Plotseling lijkt het of het behang oplost. De havens en schepen verdwijnen. Het wordt een en al pap. Een hele emmer vol. En dan, als bij toverslag komt er een beschildering te voorschijn met een Amerikaans zeilschip, een driemaster in volle zee met de stars en stripes aan de bezaansmast. Gehaast komt mijn vrouw van de trap af en kijkt met verwondering naar de afbeelding. Wie had dat kunnen denken toen wij het oude huis als een ruïne kochten. Ik zie een handtekening staan: ‘Evert van Dongen 1785.’
‘Zijn wij nu rijk’, vraagt zij voor zich uit en kijkt gespannen naar de golven.

De harde klank van de koperen bel klinkt door het huis.
‘Ik ga wel even open doen’, zeg ik en roetsj de trappen af naar de voordeur.
‘Ik ben Van Dongen’, zegt een deftig heer, ‘mijn grootvader heeft hier gewoond. Zou ik eens binnen een kijkje mogen nemen?’
‘Nou meneer van Dongen wij zitten midden in de voorjaarsschoonmaak maar kom verder. Wij hebben net een schilderij met de naam van Evert van Dongen in de kinderkamer ontdekt.’
In gedachten staat de man voor de afbeelding en zegt, ‘dat is geschilderd door een familielid van mij. Het staat in een boek en was als verloren beschouwd. U bent een rijke familie met dat kunstwerk.’
‘Koffie meneer van Dongen?’ vraag ik als wij zijn bijgekomen van de schrik.

---

Geen opmerkingen:

Een reactie posten